Beukenbossen behoren tot de mooiste bossen. Onder de machtige kroon van een volwassen beuk voel je je een klein en nietig wezen. De stam is een geliefd schrijfobject voor 'lovers' en wellicht is de beuk de mooiste boom van het bos.


De gewone beuk en de rode beuk - familienaam:
Fagus sylvatica 'Purpurea'

Tekst: Ed Boender
Foto's: (tenzij anders vermeld) Nelleke van der Luit


Beukenbossen komen voor in heel Europa, Azië en Noord-Amerika. De gewone beuk (Fagus sylvatica) wordt bij ons het meeste gebruikt. In Vlaardingen kennen we de mooie Hogelaan, helaas zijn daar nu enkele beuken tussenuit gehaald vanwege veiligheidsredenen.
Beukenbossen komen voor in heel Europa, Azië en Noord-Amerika. De gewone beuk (Fagus sylvatica) wordt bij ons het meeste gebruikt.
In Vlaardingen kennen we de mooie Hogelaan, helaas zijn daar nu enkele beuken tussenuit gehaald vanwege veiligheidsredenen.

De gewone beuk wordt tot vijfentwintig meter hoog. Er zijn soorten die in hun natuurlijke omgeving tot wel veertig meter hoog worden. In tuinen bij kastelen en buitenplaatsen is de beuk een geliefde boom. Het moest de beschouwer vooral ontzag inboezemen en de grootsheid van de heer des huizes benadrukken. Prachtige beukenlanen zijn te vinden in de buurt van Winterswijk. Daar hebben 'Scholten-boeren' hun percelen afgezoomd met immens hoge beuken. Bij de overgang van het ene eigendom naar het andere werd een rode beuk als markering geplant.

Beuken hebben een karakteristieke verschijningsvorm met in het voorjaar een frisgroene kleur.
De soort Fagus sylvatica 'Purpurea', of de ‘Rode Beuk’, kleurt daarentegen in het voorjaar prachtig rood.
Daarvan zijn enkele mooie exemplaren in het Hof te vinden.

Enkele staan aan de ingang, helaas zijn die aangetast door de reuzenzwam. Verderop, vlakbij het trouwbruggetje staat een heel mooie, gezonde rode beuk.

De Fagus sylvatica 'Purpurea' is een tot een forse, bladverliezende, zuilvormige boom uitgroeiende plant. De eerste bruine beuken werden omstreeks 1680 gevonden in en bos in Zwitserland. Hij vormt een brede, hoge boom van 25-30 m hoog. De typische, dicht en laag vertakte habitus is een majestueuze verschijning in zomer en winter. De bladeren staan verspreid, op afstaande takken min of meer tegenoverstaand, zijn eirond, 5-10 cm lang, bruinachtig tot purperkleurig, met gegolfde bladrand. De bladeren lopen vroeg uit en zijn dan helder purperbruin. De mannelijke bloemen die als kogelronde toefjes aan lange stelen hangen, zijn van belang als stuifmeelbron voor bijen. De zaden zijn eetbaar en kunnen heel goed in een koekenpan met suiker gebakken worden. Allerlei dieren eten de vruchten, vooral vinken en mezen.

De schors is glad, grijzig en vrij dun. Het plotseling blootstellen aan de volle zon, bijvoorbeeld door opsnoeien of door het wegvallen van nevenstaande beuken uit een laanbeplanting kan aanleiding geven tot zonnebrand op de bast. In de steeds grotere bastscheuren kan zich gemakkelijk een slopende infectie van de Meniezwam (Nectria cinnabarina) vestigen, wat een plotselinge dood tot gevolg kan hebben.

De vruchtzetting en ook de hele groei en ontwikkeling van beuken verloopt in een warm voorjaar en warme zomer snel en goed. Je hoort het als het ware wanneer de bladen uit hun knoppen te voorschijn komen. Binnen een mum van tijd kan een kale beuk dan in het blad zitten. Eerst zijn er de bruine, spitse knoppen, daarna komt het ovaalelliptisch gevormde blad te voorschijn. De bladrand is in het algemeen gaafrandig.


omhoog