CU/SGP en CDA menen dat een dwingende eis aan nieuw aan te stellen ambtenaren niet opgelegd kán en mág worden.

Tijdens het vragenhalfuurtje op 29 maart jl. bleken de raadsfracties van CU/SGP en CDA bij monde van de heer van Harten nogal moeite te hebben met het standpunt van het college. Hieronder zijn gehele betoog èn het schriftelijke antwoord van de burgemeester.

---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Vragenhalfuur raad 29/03/07
Spreker: De heer R. van Harten

Betreft: Trouwambtenaar

Voorzitter,

Uiteraard sta ik hier namens mijn eigen fractie (ChristenUnie/SGP). Bij uitzondering voer ik mede het woord namens de fractie van het CDA. Als ik het woord wij of ons gebruik heb ik het derhalve over meer dan 2 raadsleden.

De raad heeft kennis genomen van de antwoorden van het college op de vragen van de heer Tsang betreffende het voltrekken van z.g. "homohuwelijken" door een gewetensbezwaarde ambtenaar.
Uw beantwoording op de vragen 1 t/m 3 zijn het CDA en de CU/SGP duidelijk. De antwoorden geven exact weer hoe omgegaan moet worden met de huidige regelgeving; en hoe de Vlaardingse situatie is. Wij zijn blij dat u met ons van mening bent dat de betreffende passage in het regeerakkoord over de rechtsbescherming van gewetensbezwaarde ambtenaren NIET in strijd is met de grondwet en dat u aangeeft ieders overtuiging te willen respecteren.

Meer moeite hebben wij met uw antwoord op vraag 4.

Deze vraag luidt:

Vraag 4.
Bent u bereid dit taakaspect tot een expliciet deel van de vacatures en sollicitatieprocessen te maken, en wel zodanig dat het weigeren of niet accepteren van de bepaling diskwalificerend werkt voor een sollicitant?

U geeft hierop het volgende antwoord:
In de sollicitatiegesprekken bij de werving van nieuwe ambtenaren zal het onderwerp van het voltrekken van huwelijken of het registreren van partnerschappen bij personen met gelijk geslacht aan de orde komen.
Daarbij zal worden aangegeven dat nieuwe ambtenaren huwelijken van personen met gelijk geslacht dienen te voltrekken en partnerschappen bij personen van gelijk geslacht dienen te registreren. Dit zal bij de selectie derhalve als dwingende eis worden gehanteerd.

Wij zijn van mening dat u deze dwingende eis niet kan én mag opleggen. Wij verwijzen hiervoor naar eerdere jurisprudentie betreffende een ambtenaar bij de Gemeente Leeuwarden die vanwege haar geloofsovertuiging geen homohuwelijken wilde sluiten. De Commissie Gelijke Behandeling oordeelde dat de gemeente in strijd had gehandeld met de wet. Volgens de commissie had de gemeente de betreffende ambtenaar gediscrimineerd op grond van godsdienst door haar uit te sluiten als trouwambtenaar. Voor die discriminatie vond de Commissie geen rechtvaardiging omdat de overige trouwambtenaren in Leeuwarden wel homohuwelijken wilden sluiten. Daardoor kon de gemeente de wet gewoon uitvoeren. Omdat een uitspraak van de commissie niet bindend was en de gemeente weigerde de uitspraak over te nemen, is deze casus nog een keer behandeld door de rechtbank in Leeuwarden die wederom de gemeente in het ongelijk stelde. Hierna mocht de trouwambtenaar weer beginnen. Uw antwoord gaat dus in tegen de uitspraken die gedaan zijn door de CGB in de kwestie die heeft gespeeld in Leeuwarden.
Gewetensbezwaarden genieten op grond van hun geloofsovertuiging de bescherming van de Algemene wet gelijke behandeling.
Alleen als de wet niet uitgevoerd kan worden (dus wanneer alle in de wet verankerde vormen van een huwelijk niet gesloten zouden kunnen worden) zou uw eis om gewetensbezwaarden uit te sluiten gerechtvaardigd zijn. Dit zou zich alleen kunnen voordoen in het theoretische geval dat alle in dienst zijnde trouwambtenaren gewetensbezwaard zouden zijn. Aangezien dit niet het geval is, is een praktische oplossing voor het minimale aantal homohuwelijken dat gesloten wordt altijd mogelijk.

Voorzitter,
In Nederland is het al heel lang zo dat tolerantie en zorgvuldigheid tot uitdrukking komen in het vrijlaten van ieders overtuigingen. Ook ambtenaren hebben een overtuiging die niet altijd gelijk loopt met de algemeen heersende opvattingen.
Deze tolerantie en zorgvuldigheid vinden ook hun uitdrukking in de eventuele mogelijkheid voor gewetensbezwaarden om te blijven werken in de openbare dienst.
In dit verband willen de fracties van het CDA en de CU/SGP ook wijzen op het grondrecht van iedere Nederlander op benoembaarheid op gelijke voet in de openbare dienst.
Uit dit grondrecht kan men dus enerzijds afleiden dat een gewetensovertuiging niet te licht tot uitsluiting van iemand uit de openbare dienst mag leiden. Anderzijds dat de grenzen met betrekking tot het in dienst nemen of houden van een gewetensbezwaarde moeten worden bepaald door objectieve normen betreffende de functievervulling en de goede functionering van de openbare dienst.

Aan het college is onze vraag: Bent u het met ons eens dat de dwingende eis, zoals door u verwoord in het antwoord op vraag 4, geen recht doet aan de uitspraak van de CGB? En bent u dientengevolge bereid de dwingende eis bij de selectie te vervangen door de toevoeging dat de ambtenaar zich ervan bewust is dat, wanneer geen andere collega beschikbaar is het aangevraagde homohuwelijk te voltrekken, hem uit hoofde van de bestaande huidige wetgeving dan kan worden gevraagd het huwelijk te voltrekken en deze dat alleen in dat geval uit hoofde van zijn functie zal moeten doen?

Laatste opmerking:
In de Elsevier van 17 maart jl. (blz. 6) las ik onlangs een ingezonden brief van Ir. Drs. N. Verhoef uit Rijssen, n.a.v. een artikel in de Elsevier van 17 februari jl.
Heel kernachtig geeft hij aan hoe weinig verdraagzaam sommigen denken. Ik raad vooral de heer Tsang aan om dit artikel eens te lezen. De laatste zin van deze ingezonden brief wil ik u nu graag voorlezen:
"Natuurlijk moet de wet worden uitgevoerd, dat wil zeggen in elke gemeente moeten alle soorten huwelijken kunnen worden voltrokken. Dat kun je genuanceerd en verdraagzaam invullen. Kennelijk willen velen dat niet. Derhalve meer dictatuur dan democratie."

---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

 
ANTWOORD VAN BURGEMEESTER T.P.J. BRUINSMA

Vlaardingen 10 april 2007

Geachte leden van de raad,

Als reactie op de gestelde vraag van de fracties ChristenUnie/SGP en het CDA ‘Bent u het met ons eens dat de dwingende eis, zoals door u verwoord in het antwoord op vraag 41, geen recht doet aan de uitspraak door de CGB?’ bericht ik u het volgende.

Het onderwerp heeft inmiddels bij vele gemeenten belangstelling gekregen en ook in de vakvereniging 'Nederlandse Vereniging voor Burgerzaken' (de NVVB) wordt verzocht een landelijk standpunt in te nemen. Uit de beantwoording van de vragen van de heer Tsang blijkt dat er steeds een zorgvuldige afweging plaatsvindt. De begrippen 'Gewetensbezwaarden' en 'Discriminatie' komen telkens erg dicht bij elkaar en lijken daardoor een conflicterende rol te gaan spelen.

Om helderheid te geven aan bruidsparen en aan 'toekomstige' trouwambtenaren is het antwoord op vraag 4 geformuleerd in die zin dat er aan nieuwe trouwambtenaren een dwingende eis zal worden gesteld dat iedere trouwambtenaar alle huwelijken en partnerschapsregistraties zal moeten voltrekken.

In de casus Leeuwarden die door de fracties van ChristenUnie/SGP en CDA wordt aangehaald was er sprake van een ambtenaar die reeds in dienst was van de gemeente Leeuwarden. Dit is geheel in lijn met het standpunt van ons college. In Vlaardingen heeft zich in de praktijk een zelfde geval voorgedaan van een ambtenaar die geen homohuwelijk wilde sluiten. Ook toen zijn de gewetensbezwaren van onze trouwambtenaar gerespecteerd en is het huwelijk door een andere ambtenaar voltrokken.

Van belang in deze kwestie is of van een ambtenaar die vóór de gewijzigde wetgeving m.b.t. het homohuwelijk in dienst is getreden, verlangd mag worden dat deze wettelijke handelingen verricht die hij niet met zijn geweten in overeenstemming kan brengen. Het college is het met ChristenUnie/SGP en CDA eens dat dat niet kan. Dat vindt u ook in de beantwoording van het college terug.

Iets anders is de vraag of je een ambtenaar kunt of wil aannemen die, kennis hebbend van de bestaande wetgeving, aangeeft een overheidsfunctie te willen bekleden, maar niet bereid of in staat is deze wet uit te voeren. Dan wordt een ongewenst precedent geschapen en begeven we ons als gemeentebestuur op een hellend vlak waar het de handhaving van de Nederlandse wetgeving betreft. Immers de sollicitant moet geacht worden kennis te hebben van de bestaande wetgeving en de gevolgen die dat voor hem kan hebben in de uitoefening van zijn functie.

Op grond van bovenstaande afwegingen zijn de vragen van de heer Tsang beantwoord.

Met grote belangstelling houdt het college de toekomstige ontwikkelingen in de gaten. Dat zal zeker kunnen inhouden dat op het moment dat er dwingende landelijke richtlijnen of gewijzigde wetgeving zullen ontstaan, de Raad opnieuw zal worden geïnformeerd.

Ik vertrouw erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.

Met vriendelijke groet,
De burgemeester van Vlaardingen,

Mr. T.P.J. Bruinsma

1) Antwoord op vraag 4) Bent u bereidt dit taakaspect tot een expliciet deel van de vacatures en sollicitatieprocessen te maken, en wel zodanig dat het weigeren of niet accepteren van de bepaling diskwalificerend werkt voor een sollicitant?