Direct na zijn bezoek aan Vlaardingen stelde GroenLinks Kamerlid Wijnand Duyvendak vragen aan minister Peijs van Verkeer en Waterstaat. In haar antwoord meldt zij dat de ondertekening van het A4-convenant, gepland voor 3 maart, is uitgesteld. Verder is de minister nog steeds optimistisch over de mogelijkheid een verantwoorde oplossing te vinden die binnen het budget valt. Zij wel...
Aan het college van B&W
Betreft: art.36 vragen
Datum: 2 maart 2006
Geacht college,
Op 25 februari 2006 stelde ik u een aantal art. 36 vragen over de mogelijke aanleg A4 Delft-Schiedam en het IOD-advies.
Nu de minister van Verkeer en Waterstaat schriftelijke vragen van Wijnand Duyvebdak (Twwede Kamerlid voor GroenLinks) over deze kwestie heeft beantwoord verzoek ik u deze antwoorden in uw reactie te betrekken.
Met vriendelijke groet,
Jack Tsang,
namens de fractie van GroenLinks.
Bijlage: antwoord van minister Peijs.
- - Antwoord van minister Peijs op vragen Tweede Kamer - -
1 maart 2006
Aan:
de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Binnenhof 4
2513 AA DEN HAAG
Geachte voorzitter,
Hierbij doe ik u de antwoorden toekomen op de vragen gesteld door de heer Duyvendak over het sluiten van een bestuursconvenant aangaande de A4 Delft-Schiedam.
Vraag 1
Bent u voornemens vrijdag 3 maart 2006 een bestuursconvenant te tekenen met de partners van het programma Integrale Ontwikkeling tussen Delft en Schiedam (IODS), aangaande de aanleg van de A4 Delft-Schiedam?
Antwoord:
Er is met de IODS-partijen gesproken over een bestuursovereenkomst. Maar er is hierover (nog) geen overeenstemming bereikt. De IODS-bijeenkomst van 3 maart is afgelast.
Vraag 2
Is het waar dat in dit convenant wordt vastgelegd dat het taakstellend budget uit het MIT (511 miljoen euro) een harde randvoorwaarde is voor de verdere uitwerking van de aanleg en de inpassing van de A4 Delft-Schiedam.
Antwoord:
Dat is een onderdeel van de concept-bestuursovereenkomst waarover met de IODS-partijen is gesproken.
Vraag 3
Moet uit het bovenstaande begrepen worden dat binnen dit taakstellend budget niet voldaan kan worden aan de zeven voorwaarden, die de IODS-partners per brief aan u, aan de eventuele aanleg van de A4 hebben gesteld, bijwijze van vertaling van het Plan Norder in functionele eisen aan de A4? Zo neen, waarom niet?
Antwoord:
Nee. Dat de inpassingswensen van de IODS-partijen zeer waarschijnlijk niet geheel binnen het taakstellend budget uit het MIT kunnen worden gerealiseerd, is al langer bekend. Ik ben optimistisch dat binnen het taakstellend budget een maatschappelijk verantwoorde oplossing kan worden gekozen.
Vraag 4
Hoe verhoudt deze gang van zaken zich met de door de Kamer, aangenomen motie Dijsselbloem die vraagt om het Plan Norder als uitgangspunt te nemen van de verdere procedure voor de A4?
Antwoord:
Zoals bij vraag 3 is aangegeven, vormen de inpassingswensen van de IODS-partijen een belangrijk uitgangspunt, maar is de financiering van deze wensen ook een belangrijke randvoorwaarde.
Vraag 5
In hoeverre bestaat er nu naar aanleiding van de MER - en de Rijkswaterstaatsstudies te veel onduidelijkheid over de te verwachte effecten van de aanleg van de A4 Delft-Schiedam om nieuwe stappen te zetten? Zo neen, waarom niet?
Antwoord:
Over de uitkomst van de eerste stap in de Tracé/MER-studie (het vergelijken van de verschillende alternatieven), bestaat mijns inziens geen onduidelijkheid. De Commissie MER heeft in haar definitief toetsingsadvies van 24 januari 2006 (rapportnummer 1420-277) aangegeven dat de essentiële informatie in het aangepaste MER eerste fase aanwezig is. Ik zal u hierover binnenkort bij brief informeren.
Vraag 6
In hoeverre dient voorafgaand aan een definitieve keuze over de A4 inzicht te worden verschaft in de mogelijkheden, de kosten en de effecten van de ombouw van Ypenburg met of zonder A4, mede gezien hetgeen in het toetsingsadvies van de Commissie MER over Knooppunt Ypenburg wordt opgemerkt en gezien het feit dat de A4 niet conform de oorspronkelijke kwaliteitsambities dreigt te kunnen worden aangelegd?
Antwoord:
Ik zal u over dit aspect informeren in de brief zoals genoemd bij vraag 5.
Vraag 7
Bent u bereid af te zien van het tekenen van het bovengenoemde convenant, totdat bovengenoemde vraagstukken zijn opgelost?
Antwoord:
Zie antwoord vraag 1.
Vraag 8
Bent u bereid uiterlijk donderdag 2 maart 2006 aanstaande, tenminste de vragen 1,2,3,7 en 8 te beantwoorden?
Antwoord:
Ja.
Hoogachtend,
DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT,
Karla Peijs