Aat Rolaff is Vlaardingen’s kersverse stadsdichter. ’n Groene, zo blijkt uit diverse van zijn ‘producten’. Een drietal gedichten van Aat, respectievelijk over de Broekpolder, Het Volksbos en ‘t Hof.
Hopelijk schrijft hij nog vele groene gedichten dit jaar. Cultuur en groen verbinden is zinvol!
Gedicht uit “1000 redenen om de Broekpolder groen te houden”, pag. 102:
BROEKPOLDERPIJN
Nog ruisen zacht de bomen
nog ritselt stil het gras
nog jubelt er de leeuwerik
of 't altijd zondag was
Nog zijn er vos, fazant en ree
nog slaat de uil zijn muis
ik fiets er niet zo lekker meer
zie huis … na huis … na huis
Nog ruisen er de bomen
Nog fluistert stil het gras
Nog jubelt er de leeuwerik
Alsof 't voor eeuwig was
Zo kan ik dagen doorgaan
maar dat heeft niet veel zin
de dingen gaan gewoon voorbij:
je krijgt - en levert in
Eerst gingen er de koeien
kreeg Rotterdam zijn zin
die spoot miljoenen kuubs
met giftig slib er in
Daar groeien nu die bomen op
en ritselt stil dat gras
daarboven dan zo'n leeuwerik -
alsof 't nooit anders was.
VOLKSBOS
Ik voel het rondom zachtjes beven
Van wezel, vos en hermelijn.
Want wat eerst afvalhoop zou zijn,
Dat zindert nu van dierenleven.
De bodem was al weggegeven,
Het plan getrokken, lijn voor lijn.
Het zag er prachtig uit, piekfijn,
Toch moest het op de buik geschreven.
Het bleek al gauw een wespennest:
Het volk, hier al genoeg gepest,
Bleek van een ‘boomplantdag’ te dromen
En kijk, díe droom is uitgekomen.
Vandaar dat hier van alles fluit.
De koolmees ook: Sliep uit! Sliep uit!
Ook vermeld op:
www.groenlinks.vlaardingen.nl/archief/excursie270604.htm, en
http://jaar2004.middendelfland.net/middendelfland/volksbos.htm
’T OFT
Er hangt een donkere schaduw over ‘’t Oft’.
’t Komt door een wolk van duister onbehagen.
Want daar zijn zaken die de ziel belagen-
ons oudste park, gemeentelijk versloft!
’t Was eerst een sjieke, goed verzorgde dame,
maar nu niet meer: ze oogt verslonsd en vaal.
Iets ging er met dat ‘sjieke’ aan de haal,
de adel die haar erfdeel is, met name.
Want was ze in de Gouden Eeuw het buiten
van Heer van Ruytenburgh die flamboyant
de Nachtwacht kleurt, centraal vóór zijn kornuiten
naar Banning Cocq, de mars bevelend, ziende,
ík zie dít beeld: een beuk ligt op zijn kant,
een meter dik, door zwammen aangerand,
reus Goliath die David niet kon stuiten.
En dit is al zo ongeveer de tiende!